Vliegtuigjes ontwerpvoorstel, uitvoeren, testen

Pagina top navigatie elementen

Vliegtuigjes

Ontwerpvoorstel, uitvoeren en testen

Transcript

LEERKRACHT: Hé, ik ga even een krantenbericht voorlezen. Het is een oud krantenbericht, hoor. Aanstaande zaterdag 19 mei 2007 zal er een grote vliegshow plaatsvinden op vliegveld Volkel. Dat is ongeveer een uurtje of wat hier vandaan rijden. Het komt erop neer dat er ook bij die vliegshow hoort dat je dus ook eh, ja, dat er een wedstrijd is en dat je zelf een vliegtuigje mag bouwen, ontwerpen. Eh, ja, van papier als het ware. Het moet niet alleen mooi zijn, maar het moet ook kunnen vliegen. Dat gaan jullie straks allemaal zelf even uitproberen, ja, waar moet het aan voldoen? Waar moet je aan denken voordat je een vliegtuig gaat ontwerpen? Hoe moet het eruit zien? Dat ga je vertellen.
LEERLING: Moet je dan een vliegtuigje vouwen?
LEERKRACHT: Nee, nog niet vouwen.

LEERKRACHT: Voordat je gaat vouwen wil ik dat je met het, als je rekenpapier hebt, dat je altijd van ´Wat moet ik doen?´, ´Hoe ga ik het doen?´ En dan pas ga je het doen.

LEERLING: Een spitse neus, ehm, een goede achterkant.
LEERLING: (…)
LEERLING: Evenwicht.
LEERLING: Evenwicht.
LEERLING: Nou, nou, nou, heel even wachten. Het gaat soms wel een beetje scheef dat, als ie een bocht moet maken. Dan hoeft ie geen evenwicht te hebben want als ie blijft evenwicht kan ie bijna geen bocht maken. Wij maken een vliegtuigje en als we die gooien, dan gaat hij zo (maakt met zijn arm een bocht). Zo (maakt nog een keer een bocht met zijn arm).
LEERLING: Ik doe gewoon evenwicht.

LEERKRACHT: Dit is het hoogteroer (wijst aan bij een modelvliegtuigje), vliegtuigen gaan ook van hoog naar laag (doet voor met zijn hand).
LEERKRACHT: Lieve kinderen, kijk eens, even om inspiratie op te doen (laat een vliegtuigje van één van de kinderen zien). Dit vind ik wel heel knap bedacht hoor, van eh, Niels. Goede vleugels heeft ie al. Een mooie, fijne romp. Ik zie geen neus, maar misschien is dat wel een voordeel. Dat weet je niet. Oké! (geeft het vliegtuigje terug aan de leerling) Ik zie daar Eva, Eva hou die van jou eens omhoog. Die ziet er ook heel snel uit.

LEERKRACHT: Wie wist eigenlijk meteen van oké, zo ga ik hem maken, dit ben ik van plan? Thijs, wat, hoe had jij het bedacht?
LEERLING: Nou, precies eigenlijk zo. (laat zijn vliegtuig zien)
LEERKRACHT: Ja, ja.
LEERLING: Gaan we deze nog opplakken?
LEERKRACHT: Oké, dat kan nog eh, straks even voordat we naar buiten gaan. Ik vind dat wel een heel mooie, een heel mooi ontwerp. Want, eh, straks mag je hem gewoon even rustig uitproberen en dan kun je erachter komen waarom hij het wel of waarom hij het niet doet.

LEERLINGEN: Jelle! Jelle! Jelle!
LEERKRACHT: Jelle, gooi maar.
LEERLING: (gooit vliegtuig)
LEERLINGEN: (gooien hun vliegtuigje)
LEERKRACHT: Ja, Eva, we gaan toch noteren, nou, een afstandje 1 meter 60.

LEERKRACHT: Maar laat hem even zien jouw ontwerp, zo, eventjes jouw ontwerp.
LEERLING: (houdt zijn vliegtuigje omhoog)
LEERKRACHT: Oké, kijk heel goed. Heel, ja, spitse snuit heeft ie ook. Misschien kun je ook, eh, dingen of ideeën verzamelen waardoor hij niet zo ver of juist ver kwam. Dus goed onthouden, goed kijken naar je ontwerp waar je hem kan verbeteren.
LEERLING: Mijne ging niet zo ver omdat, ehm, omdat hij een lange onderkant had. En, eh, en de wind had hem een beetje laten stoppen.

Omschrijving

In deze fase maken de leerlingen een ontwerpvoorstel. In groepjes bedenken ze waar een vliegtuig aan moet voldoen om te kunnen vliegen. Vervolgens vouwen ze een ontwerp en proberen op de speelplaats uit hoe ver hun vliegtuig kan vliegen. Hier staat beschreven hoe je de leerlingen kunt ondersteunen om hun denktaal te ontwikkelen.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Vliegtuigjes

Kijkwijzer

1) Kijk eens naar de wijze waarop de leerlingen bespreken of ‘evenwicht’ een item is? (0.55) Eén van de leerlingen probeert zijn gedachte uit te drukken in taal. Hij bouwt een redenatie op om aan te geven waarom ‘evenwicht’ geen voorwaarde kan zijn. De reactie van de andere leerling is: ‘Ik doe gewoon evenwicht.’ Kun je deze reactie verklaren? Hoe zou een betere redenatie eruit hebben kunnen zien? Zie je dat taal en denken met elkaar samenhangen?

2) De leerkracht laat enkele vliegtuigen zien om inspiratie op te doen. Hij geeft een beschrijving van enkele belangrijke punten van het vliegtuig (neus, romp, vleugels), maar hij geeft er geen oordeel bij. Zo stimuleert hij het onderzoekend gedrag van de leerlingen.
‘Dit vind ik wel heel knap bedacht hoor, van eh, Niels. Goede vleugels heeft ie al. Een mooie, fijne romp. Ik zie geen neus, maar misschien is dat wel een voordeel. Dat weet je niet. Oké! (geeft het vliegtuigje terug aan de leerling) Ik zie daar Eva, Eva, hou die van jou eens omhoog. Die ziet er ook heel snel uit!’

Opdracht
Wissel uit:
In deze les zijn leerlingen vooral in kleine groepjes aan het werk. Daarnaast zijn er centrale uitwisselingen (kijk bijvoorbeeld naar 2:00). Hoe zou je in de uitwisselingsmomenten de leerlingen nog meer aan het woord kunnen laten? Welke taalfuncties zou je dan kunnen stimuleren? Kijk voor tips eventueel nog een keer hier.

lesfasen